zondag 18 april 2010

"Gelukkig kook ik zelf nog"

Simon van de Meer woonde met zijn vrouw in een appartement in Leeuwarden. Nadat zij een eerste hartinfarct had gehad, was het nog niet hun bedoeling een verzorgingshuis op te zoeken. Van der Meer informeerde bij de thuiszorg wat zij konden bieden en dat was veel. Wel tien bezoeken per dag.

Ze werden echter ook gewaarschuwd. Tussen die tien bezoeken op een dag, moesten ze het ook alleen kunnen rooien. Zover is het echter niet gekomen. Na een tweede hartinfarct kwam zijn vrouw te overlijden. Toen bij hem zelf ook nog een chronische ziekte werd vastgesteld, kwam toch het moment dat de overstap naar een verzorgingshuis gemaakt moest worden.

“Ik kreeg een flat aangeboden met uitzicht op andere flats. Dat heb ik geweigerd. Je geeft al zoveel op, maar dit had ik er niet voor over. Gelukkig was er vrij snel een appartement met uitzicht op een park. Dit plekje is fantastisch.”

“Dan laat je veel achter je. Ik merkte het al na het overlijden van mijn vrouw. Werden we samen nog wel eens uitgenodigd voor een kopje koffie bij kennissen, een man alleen vraag je daar blijkbaar niet voor.”

En Van der Meer is niet de man voor weinig contacten. Hij heeft een actief leven geleid. Kwam na de bezetting in het leger en werd jarenlang naar Indië uitgezonden. Teruggekomen kreeg hij niet eens de kans zich te oriënteren op werk dat door de overheid werd aangeboden, in de Rotterdamse havens of de Limburgse mijnen: zijn vader had hem nodig in het aannemersbedrijf en daar is hij ook gebleven.

Nog altijd onderhoudt hij contacten met andere oud-Indiëgangers, is nog actief als bestuurslid voor de Stichting 40-45 en is als oud-brandweerman nog geregeld betrokken bij reünies van de brandweer. Toch worden ook dat soort zaken minder. Zo heeft hij de dominee laten weten dat er een einde komt aan het bijwonen van kerkdiensten in gevangenis De Marwei. Tot spijt van enkele gedetineerden en dominee zelf. Zo langzamerhand wordt het echter steeds moeilijker dat soort dingen vol te houden.

Äls ouderling heb ik mijn jarenlang anderen verzorgd. Nu heb ik zelf verzorging nodig. Het wordt moeilijker om anderen met hun verdriet te helpen. Ik heb zelf ook veel te verwerken.”

“Je moet wel een knop omzetten. In een verzorgingshuis kom je terecht tussen rolstoelen en rollators en dat is wel wennen. Gelukkig kook ik zelf nog. Daardoor heb ik ook een reden om er uit te gaan. Boodschappen halen. Voor je het weet zit je de hele dag alleen maar te lezen en te puzzelen. Gelukkig wordt er hier ook veel aan activiteiten georganiseerd. Uitjes, rommelmarkten, alleen die bingo, dat vind ik niks, daar ga ik echt niet naar toe….”

“Ik zal nooit iets van de meisjes zeggen, ondanks dat er veel wisseling van de wacht is. Dan wordt er personeel via een uitzendbureau ingeschakeld. Dat is wel eens lastig als ze niet veel ervaring hebben. Maar nogmaals, ik wil er niets van zeggen. Ze hebben gewoon allemaal te weinig tijd. Dat is voor bewoners net zo jammer als voor het personeel zelf.”


Dit is deel 3 in een serie portetten die is gemaakt in het kader van het project Van Monoloog naar Dialoog, dat in 2007 en 2008 werd uitgevoerd door Zorgbelang Fryslân. Het project had tot doel om personeel en bewoners van verzorgingshuizen met elkaar in gesprek te brengen

In het kader van dat project zijn negen bewoners van verzorgingshuizen geïnterviewd. Zij vertellen iets over hun ervaringen in een zorgcentrum. Wat het betekent om niet meer zelfstandig te wonen, maar verzorgd te worden, waar ze tevreden over zijn, wat ze missen. Op die manier ontstaat een aardig inzicht in wat deze mensen belangrijk vinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten