zondag 18 april 2010

Buurvrouw

Mijn buurvrouw praat in zichzelf. Niet gewoon, zoals we dat allemaal wel eens doen (toch?), maar ze voert hele gesprekken met iemand die er niet is. ’s Winters merk ik buurvrouw niet, maar een hele zomer lang hoor ik haar krakende stemgeluid over de heg.

‘Anneke, heb je ook zin in een cola? Dat staat wel in de deur van de koelkast’, roept ze dan vanuit de tuin naar binnen. Ik weet dat ze alleen woont. Er komen ook niet zoveel mensen, afgezien van de thuiszorg en heel soms haar zoon of haar dochter.
‘Nee, Anneke, die leverworst moet je niet meer gebruiken, daar heeft de kat aangezeten. Ik kan hier niks op het aanrecht laten liggen, of die katten zitten er aan.’

Familie, vrienden en kennissen, ze hebben allemaal de buurvrouw wel eens gehoord en ze hebben het er vaak drukker mee dan ik. De Buurvrouw is een begrip geworden bij iedereen die ons kent. Vaak beginnen mensen er over dat het onverantwoord is dat ‘zo iemand’ nog alleen moet wonen. Stel dat ze een keer vergeet het gas uit te draaien?

Ik weet het niet. Het zal toch ook wel een beetje meevallen? Eigenlijk weet ik verschrikkelijk weinig van psychische aandoeningen. Aan de andere kant bestempelen we iemand met het grootst mogelijke gemak tot psychisch patiënt. Lichamelijke problemen zijn in vergelijking zo gemakkelijk te herkennen en te behandelen: een gebroken pols met gips, een longontsteking met anti-biotica en Mexicaanse griep met tamiflu. Maar wanneer is iemand psychisch ziek of niet? En hoe behandel je zoiets?

Zo heel nu en dan praat ik met haar en dan komt ze heel redelijk over. Ze klaagt wel veel: over de buurt, de criminaliteit en haar slechte gezondheid, maar je merkt dan niks vreemds aan haar. Verder komt de thuiszorg er iedere week twee keer en als er iets niet goed gaat, grijpen zij toch wel in? Soms komt de huisarts - kwaaltjes genoeg - die zal haar hier toch niet laten zitten als het niet verantwoord is? Zo doen we dat toch in Nederland met mensen die niet goed meer voor zichzelf kunnen zorgen?

In de Volkskrant wordt geschreven over Albert uit Rotterdam. Albert is in de war, maar hij woont op zichzelf. Vaak gaat het goed, maar geregeld loopt hij naakt over straat. Wat erger is, soms loopt hij (naakt) met twee zwaarden over straat. Even geregeld wordt hij opgenomen en een tijdje met medicijnen behandeld, maar altijd ook komt hij weer terug naar huis. Dat is het beleid zegt de GGZ in Rotterdam: mensen zover krijgen dat ze weer naar huis kunnen. De buurt zit ermee in de maag. Tot nu toe ging het goed, maar wat als hij wel een keer brokken maakt?

Over mijn buurvrouw hoef ik me geen zorgen meer te maken. Twee weken geleden is ze opgehaald door een ambulance, deze week zijn haar zoon en dochter bezig het huis leeg te halen. Ik betrap mezelf erop dat ik opgelucht ben dat ik me geen zorgen meer hoef te maken, maar het zal ook wel een heel stille zomer worden.

Eerder gepubliceerd in Breinpower, wachtkamermagazine van de GGz Friesland

Geen opmerkingen:

Een reactie posten